Uitspraak
22 oktober 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/097HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Officier van Justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch heeft op 3 mei 2004 een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: verzoeker - in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij het verzoek was gevoegd een geneeskundige verklaring als bedoeld in de Wet Bopz, opgemaakt door de psychiater [de psychiater 1] op 29 april 2004, met een begeleidend schrijven.
Nadat de rechtbank de raadsman van verzoeker, de behandelend psychiater [de psychiater 2] en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige [de verpleegkundige] op 14 mei 2004 had gehoord, heeft zij bij beschikking van diezelfde datum de voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden. Bij beschikking van de rechtbank van 28 mei 2004 heeft de rechtbank haar beschikking van 14 mei 2004 in die zin gewijzigd dat als geboortedatum van verzoeker moet worden gelezen: 15 juli 1983.
Beide beschikkingen van de rechtbank zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank van 14 mei 2004 heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank te 's-Hertogenbosch.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Bij beschikking van 14 mei 2004 heeft de rechtbank een voorlopige machtiging verleend tot het doen opnemen en doen verblijven van verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft zich bij het verlenen van de machtiging gebaseerd op de bij het verzoek van de officier van justitie gevoegde geneeskundige verklaring van psychiater [de psychiater 1], die - zo vermeldt de beschikking van de rechtbank - "verzoeker kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij de behandeling was betrokken." Uit het begeleidend schrijven van psychiater [de psychiater 1] blijkt evenwel dat hij verzoeker niet persoonlijk heeft onderzocht. De hierop gebaseerde klacht van onderdeel I slaagt. Nu uit het begeleidend schrijven van psychiater [de psychiater 1] met zoveel woorden blijkt dat hij verzoeker niet persoonlijk heeft onderzocht, is de andersluidende vaststelling van de rechtbank in het licht van de gedingstukken zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk en kan de beschikking van de rechtbank geen stand houden.
3.2 Nu de hierop gebaseerde klacht van onderdeel I tot vernietiging van de bestreden beschikking leidt en na verwijzing opnieuw zal moeten worden onderzocht of (nog steeds) voldaan is aan de vereisten voor het verlenen van de gevraagde voorlopige machtiging, behoeven de overige klachten van het middel geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 14 mei 2004;
verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 22 oktober 2004.