Uitspraak
14 september 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/111HR
MK/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET
ARRONDISSEMENT AMSTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam heeft op 23 maart 2007 onder overlegging van een op 21 maart 2007 ondertekende geneeskundige verklaring een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van verzoekster tot cassatie - verder te noemen: betrokkene - in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank heeft ter zitting van 11 april 2007 betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, de psychiater [betrokkene 1], de sociaal-psychiatrische verpleegkundige [betrokkene 2] en de manager van het RIBW [betrokkene 3] gehoord. De rechtbank heeft telefonisch de geneesheer-directeur van de Geestgronden [betrokkene 4] gehoord.
Bij beschikking van diezelfde datum heeft de rechtbank de voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 september 2007.