U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bopz, geldigheidsduur van een machtiging tot voortgezet verblijf, vijfjaarstermijn ex art. 17 lid 4 i.p.v. tweejaarstermijn ex art. 19, analoge toepassing van art. 17 lid 4 niet verenigbaar met gesloten stelsel van de Wet Bopz, art. 15 lid 1 Gr. en art. 5 EVRM; HR doet zelf de zaak af.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Conclusie



R05/099HR

Mr. F.F. Langemeijer

Parket, 2 september 2005

Conclusie inzake:

Officier van Justitie te Rotterdam

tegen

[betrokkene = verweerder]

In deze Bopz-zaak gaat het om de geldigheidsduur van de verleende machtiging tot voortgezet verblijf.

1. De feiten en het procesverloop

1.1. Bij inleidend verzoekschrift d.d. 19 mei 2005 heeft de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam aan de rechtbank aldaar verzocht een machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf van gerekestreerde in cassatie (hierna: betrokkene) in het psychiatrisch ziekenhuis DeltaBouman te Portugaal.

1.2. De rechtbank heeft betrokkene en zijn advocaat gehoord, alsmede de plaatsvervangend behandelend arts [betrokkene 1]. Bij beschikking van 31 mei 2005 heeft de rechtbank machtiging verleend tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatisch ziekenhuis tot uiterlijk 31 mei 2010.

1.3. Met betrekking tot de geldigheidsduur van de machtiging heeft de rechtbank overwogen:

"De behandelaar deelt mede, dat betrokkene zonder onderbreking meer dan ruim 10 jaar op grond van een rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft. De betrokkene is duurzaam aangewezen op toezicht. Verandering in de situatie is naar medisch inzicht in het geheel niet meer te verwachten. Van enige gerichte behandeling kan ook geen sprake meer zijn. In wezen fungeert de als long-stay ingerichte afdeling, waar betrokkene verblijft, voor hem als een verpleeginrichting. De behandelaar deelt mede dat ook op lange termijn de situatie en de beoordeling van de betrokkene niet verandert. De rechtbank zal in verband met het vorenstaande de geldigheidsduur van de te verlenen machtiging bepalen op 5 jaar."

1.4. Namens de officier van justitie is - tijdig - cassatieberoep ingesteld. Er is geen verweerschrift ingediend.

2. Bespreking van het cassatiemiddel

2.1. In het cassatiemiddel wordt geklaagd dat de rechtbank een machtiging heeft verleend voor de duur van vijf jaren, wat een langere termijn is dan de Wet Bopz toestaat.

2.2. Art. 17 lid 3 Wet Bopz bepaalt dat de machtiging tot voortgezet verblijf een geldigheidsduur heeft van ten hoogste een jaar na haar dagtekening (onverminderd het bepaalde in de artikelen 48 en 49, die betrekking hebben op ontslag uit het ziekenhuis ). Indien het verblijf van een persoon in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van rechterlijke machtigingen als bedoeld in de artikelen 2, 15 en 18 Wet Bopz zonder onderbreking ten minste vijf jaren heeft geduurd kan een machtiging tot voortgezet verblijf worden verleend met een geldigheidsduur van ten hoogste twee jaren (art. 19 Wet Bopz).

2.3. Slechts indien het verzoek van de officier van justitie betrekking heeft op een machtiging tot voortgezet verblijf in een zwakzinnigeninrichting of een verpleeginrichting kan, indien te verwachten valt dat de omstandigheden bedoeld in art. 2, tweede lid, zich zullen blijven voordoen, een machtiging worden verleend met een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren (zie art. 17 lid 4 Wet Bopz). Het onderhavige verzoek van de officier van justitie heeft niet betrekking op een machtiging tot voortgezet verblijf in een zwakzinnigeninrichting of een verpleeginrichting, maar op het voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis.

2.4. De eis dat periodiek wordt gecontroleerd of de omstandigheden welke aanleiding hebben gegeven tot het verlenen van de machtiging nog steeds aanwezig zijn, vindt zijn grondslag in het Winterwerp-arrest(1). Ten aanzien van patiënten die in een zwakzinnigeninrichting of in een verpleeginrichting verblijven - een categorie waarin de geestesziekte dikwijls ongeneeslijk is - was bij de totstandkoming van de Wet Bopz aanvankelijk voorzien in de mogelijkheid van een rechterlijke machtiging voor onbepaalde tijd. In een later stadium van de parlementaire behandeling is een verplichting tot periodieke toetsing door de rechter in de wet opgenomen. In verband daarmee is de geldigheidsduur van een machtiging tot voortgezet verblijf voor deze categorie patiënten gesteld op maximaal vijf jaar. Zoals in het cassatierekest is opgemerkt, heeft de wetgever onderscheid gemaakt tussen enerzijds personen die in een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting verblijven en anderzijds personen die in een gewoon psychiatrisch ziekenhuis verblijven. Omdat de geestesziekte bij chronische patiënten in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis in het algemeen minder voorspelbaar verloopt dan bij patiënten in een zwakzinnigeninrichting of verpleeginrichting, is voor patiënten in een psychiatrisch ziekenhuis na ten hoogste twee jaren een nieuwe rechterlijke toetsing verplicht. Om deze reden is de machtiging tot voortgezet verblijf ten aanzien van de categorie patiënten waartoe betrokkene behoort, gebonden aan een geldigheidsduur van ten hoogste twee jaren(2).

2.5. De slotsom is dat de bestreden machtiging in strijd met de wet is verleend. De rechtbank lijkt zich hiervan bewust, gelet op het proces-verbaal van de mondelinge behandeling waarin de rechtbank de vraag aan de orde heeft gesteld of de machtiging voor twee jaren dan wel voor vijf jaren zou moeten worden verleend. In de beschikking heeft de rechtbank overwogen dat de als long-stay ingerichte afdeling waar betrokkene verblijft, voor hem fungeert als een verpleeginrichting. Klaarblijkelijk heeft de rechtbank het bepaalde in het vierde lid van art. 17 Wet Bopz bij wege van analogie willen toepassen in deze zaak. Zulk een analogische toepassing is echter in strijd met het gesloten systeem van de Wet Bopz en met art. 15 lid 1 van de Grondwet. Daarenboven komt zij in strijd met art. 5 lid 1 EVRM, dat immers vereist dat in gevallen van vrijheidsontneming mede de regels van het nationale recht in acht worden genomen.

2.6. Om deze redenen is de klacht gegrond. De subsidiaire motiveringsklacht behoeft geen bespreking meer. Mijns inziens kan de Hoge Raad de zaak zelf afdoen. Nu de rechtbank, in cassatie onbestreden, heeft overwogen dat betrokkene langer dan vijf jaren ononderbroken op grond van rechterlijke machtigingen in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen is geweest, kan de geldigheidsduur van de machtiging worden gesteld op twee jaren. De machtiging kan dus worden beperkt tot 31 mei 2007.

3. Conclusie

De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad op de wijze als aangegeven in alinea 2.6.

De Procureur-Generaal bij de

Hoge Raad der Nederlanden,

1 EHRM 24 oktober 1979, NJ 1980, 114 m.nt. EAA, rov. 39.

2 MvT, Kamerstukken II 1988/89, 21 239, nr. 3, blz. 6; MvA, Kamerstukken II 1990/91, 21 239, nr. 6, blz. 10. Zie ook: R.B.M. Keurentjes, Tekst en toelichting Wet Bopz, editie 2005 (2004) blz. 109-110; losbl. De Wet Bopz. Artikelsgewijs commentaar, aant. 4.3 op art. 17 en aant. 1 op art. 19 (W. Dijkers).


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature