Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Aan betrokkene is een voorwaardelijke machtiging verleend. Wegens het niet voldoen aan de voorwaarden en/of het onstaan van gevaar dat niet buiten het ziekenhuis kan worden afgewend, is betrokkene opgenomen op grond van een geneeskundige verklaring van de behandelend psychiater. De beslissing van de geneesheer-directeur tot opname is twee weken na de datum van daadwerkelijke opname van betrokkene op schrift gesteld. De OvJ verzoekt een machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf. Dit verzoek is ingediend vóór de datum van de schriftelijke beslissing van de geneesheer-directeur tot opneming van de betrokkene.De rechtbank concludeert dat de datum van de schriftelijke beslissing van de geneesheer-directeur geldt als de datum van opname. Voorts is gebleken dat de opname heeft plaatsgevonden in een instelling die niet als psychiatrisch ziekenhuis in de zin van de Wet BOPZ is aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat om die reden geen conversie heeft plaatsgevonden van de voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging en dat het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf niet mogelijk is. Dit leidt tot niet-ontvankelijkheid van de OvJ.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector Familie en Jeugd

Zaakgegevens: 179856 / BZ RK 09-38

Datum uitspraak:

beschikking Wet Bopz (machtiging voortgezet verblijf)

naar aanleiding van het verzoek van

de officier van justitie

betreffende

[betrokkene]

verblijvende in [de instelling].

1. Het verzoek en de procedure

1.1 De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 19 januari 2009, verzocht een machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf van de in de beslissing genoemde betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij het verzoek zijn overgelegd een geneeskundige verklaring van 16 januari 2009 van de geneesheer-directeur en een behandelplan van 15 januari 2009. De aantekeningen, zoals bedoeld in artikel 37a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ), zijn niet bij het verzoek overgelegd.

1.2 De rechter heeft op 22 januari 2009 gehoord de advocaat van de betrokkene mr. M.A. Smits en de (waarnemer van de) behandelaar mevrouw [X], arts assistent. Betrokkene zat in de rookkamer en reageerde niet op het verzoek van de rechter om bij de behandeling ter zitting aanwezig te zijn. Zij is daarom niet bij de behandeling ter zitting aanwezig geweest.

1.3 Na de zitting heeft de rechtbank bij faxbericht van 22 januari 2009 na te melden geneeskundige verklaring van 8 januari 2009 ontvangen, met daarop vermeld de beslissing van de geneesheer-directeur, ondertekend op 22 januari 2009, waarbij is besloten om de betrokkene op te nemen voor de resterende termijn van de voorwaardelijke machtiging omdat zij zich niet houdt aan de in het behandelplan beschreven voorwaarde en/of er gevaar is ontstaan dat niet meer buiten het ziekenhuis kan worden afgewend. Voorts was daarbij nogmaals de geneeskundige verklaring van de geneesheer-directeur van 16 januari 2009 gevoegd.

Bij faxbericht van 23 januari 2009 heeft de rechtbank een afschift ontvangen van de decursus over de periode 3 oktober 2008 tot en met 20 januari 2009 met betrekking tot de betrokkene. Mr. Smits heeft afschriften ontvangen van de faxberichten (met bijlagen) van 22 en 23 januari 2009.

1.4 Mr. Smits heeft namens de betrokkene een verweerschrift tevens zelfstandig verzoek tot schadevergoeding ingediend, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 27 januari 2009. In het verweerschrift wordt geconcludeerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn verzoek en dat het verzoek dient te worden afgewezen, subsidiair dat met toepassing van artikel 8a Wet BOPZ een voorwaardelijke machtiging dient te worden verzocht, en meer subsidiair dat het verzoek dient te worden toegewezen tot uiterlijk 1 maart 2009.

2. De feiten

2.1 Bij beschikking van deze rechtbank van 5 augustus 2008 is een voorwaardelijke machtiging verleend met betrekking tot de betrokkene voor de duur van zes maanden, met als voorwaarde dat de betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeenkomstig het aan die beschikking gehechte behandelingsplan.

2.2 Op grond van een geneeskundige verklaring van 8 januari 2009, die “met het oog op het doen opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis bij een voorwaardelijke machtiging” is, afgegeven door [D], de behandelend psychiater van de betrokkene, is de betrokkene op 8 januari 2009 opgenomen in [de instelling]. In die verklaring is vermeld dat de betrokkene zich niet houdt aan de in het behandelplan beschreven voorwaarde en/of dat er gevaar is ontstaan dat niet meer buiten het ziekenhuis kan worden afgewend. Op deze geneeskundige verklaring is handgeschreven vermeld: “gezien [H]”.

2.3 Op 16 januari 2009 heeft de heer [Y], als behandelend psychiater van de betrokkene, een verzoek gedaan aan de officier van justitie ter verkrijging van een machtiging tot voortzetting van het verblijf van de betrokkene.

2.4 Bij verzoek van de officier van justitie van 16 januari 2009, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 19 januari 2009, is verzocht een machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen met betrekking tot de betrokkene. Daarin is vermeld dat de betrokkene ingevolge de beslissing van de geneesheer-directeur van [de instelling], is opgenomen in [de instelling], welke beslissing geldt als voorlopige machtiging voor ten hoogste de termijn van de resterende geldigheidsduur van de voorwaardelijke machtiging, welke termijn afloopt op 5 februari 2009.

Bij het verzoek van de officier van justitie is een geneeskundige verklaring van 16 januari 2009 gevoegd, afgegeven door de geneesheer-directeur van [de instelling], [H]. Tevens is daarbij een behandelingsplan van 15 januari 2009 gevoegd, ondertekend door de behandelend psychiater [D].

2.5 Op de geneeskundige verklaring van 8 januari 2009 is bij latere vermelding van 22 januari 2009 van de geneesheer-directeur van [de instelling], de heer [H], vermeld dat is besloten om de betrokkene op te nemen voor de resterende termijn van de voorwaardelijke machtiging omdat zij zich niet houdt aan de in het behandelplan beschreven voorwaarde en/of er gevaar is ontstaan dat niet meer buiten het ziekenhuis kan worden afgewend.

2.6 Bij beschikking van 27 januari 2009 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Minister) aan het bestuur van de [de instelling] een aanmerking als psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder h van de Wet BOPZ afgegeven voor de [de instelling] te [A.]. Dit besluit treedt in werking vanaf het moment dat de beschikking is gepubliceerd in de Staatscourant. Deze publicatie heeft tot op heden niet plaatsgevonden.

3. De beoordeling

3.1 Op grond van artikel 14d lid 1 de Wet BOPZ doet de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis de betrokkene, voor wie een voorwaardelijke machtiging is afgegeven, opnemen in het psychiatrisch ziekenhuis indien buiten de inrichting het gevaar niet langer kan worden afgewend door de naleving van voorwaarden.

Op grond van artikel 14d lid 2 de Wet BOPZ heeft een opname op grond van artikel 14d lid 1 Wet BOPZ tot gevolg dat de voorwaardelijke machtiging wordt geconverteerd in een voorlopige machtiging.

3.2 Vaststaat dat de betrokkene op 8 januari 2009 is opgenomen in [de instelling]. Op de geneeskundige verklaring van 8 januari 2009, afgegeven door de behandelend psychiater, is door de geneesheer-directeur van [de instelling] vermeld “gezien”. Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele vermelding “gezien”, mede gelet op het feit dat het onderste gedeelte van het formulier dat betrekking heeft op de beslissing van de geneesheer-directeur niet was ingevuld, onvoldoende om aan te nemen dat de geneesheer-directeur op 8 januari 2009 heeft besloten om de betrokkene op te nemen. Eerst toen tijdens de terechtzitting van 22 januari 2009 bleek dat op de geneeskundige verklaring van 8 januari 2009 de beslissing van de geneesheer-directeur ontbrak, is deze beslissing op 22 januari 2009 alsnog door hem op de geneeskundige verklaring vermeld en ondertekend. De rechtbank is om die reden van oordeel dat de beslissing van de geneesheer-directeur tot opneming van de betrokkene eerst op 22 januari 2009 is genomen.

3.3 Het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf dateert van 16 januari 2009 en is ter griffie van de rechtbank ingekomen op 19 januari 2009. Op die datum was er nog geen sprake van een beslissing van de geneesheer-directeur tot opneming van de betrokkene, aangezien de geneesheer-directeur die beslissing pas op 22 januari 2009 heeft genomen, zodat op 19 januari 2009 (nog) geen conversie van de voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging had plaatsgevonden. Op 22 januari 2009 heeft echter evenmin conversie van de voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging plaatsgevonden, gelet op het volgende.

De opname van de betrokkene heeft plaatsgevonden in [de instelling]. Mr. Smits heeft ter terechtzitting aangevoerd dat [de instelling] geen psychiatrisch ziekenhuis is in de zin van artikel 1 lid 1 sub g van de Wet BOPZ . Gebleken is dat [de instelling] eerst bij beschikking van de Minister van 27 januari 2009 als zodanig is aangemerkt en dat die beschikking pas in werking treedt na publicatie in de Staatscourant, welke publicatie nog niet heeft plaatsgevonden. Aangezien de opname van de betrokkene niet heeft plaatsgevonden in een psychiatrisch ziekenhuis, zoals bedoeld in voormeld artikel van de Wet BOPZ , is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een situatie als bedoeld in artikel 14d lid 1 en lid 2 Wet BOPZ en heeft er geen conversie plaatsgevonden. Betrokkene heeft thans dus nog steeds een voorwaardelijke machtiging.

Nu er op 19 januari 2009 noch heden sprake is van een voorlopige machtiging, kan er geen machtiging tot voortgezet verblijf worden verleend. De officier van justitie zal gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek. De overige verweren kunnen daarom onbesproken blijven.

3.4 Het zelfstandig verzoek tot schadevergoeding namens betrokkene zal worden afgesplitst en als afzonderlijk verzoek worden behandeld.

4. De beslissing

De rechtbank

verklaart de officier van justitie te Arnhem niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van:

[betrokkene],

geboren op 28 september 1958,

verblijvende in [de instelling], te [A.].

Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Peerdeman, in tegenwoordigheid van

mw. S.A. Gerritsen als griffier en in het openbaar uitgesproken op


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature